. De Haarlemmertrekvaart - Leidsevaart bestond in 2007 meliefst 350 jaar. Deze
verbindingsader stroomt langs de zeven dorpen met een vestiging van Bibliotheek Bollenstreek:
Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Sassenheim, Voorhout en Warmond.
In de zeven vestigingen van Bibliotheek Bollenstreek zijn allerlei publicaties te vinden over de
streek. Maar Bibliotheek Bollenstreek was ook benieuwd naar Uw verhalen. Wat is er veranderd,
wat is er gebleven?
Welke verhalen heeft u die bewaard moesten blijven?
.
. Verhalentafel in Lisse op 8 november 2007 .
Er zijn mensen die veel weten en mensen die niet veel weten. Mensen die graag
willen vertellen
en mensen die willen luisteren.
Vanmorgen wordt gesproken over Lisse en de Bollenstreek, over verleden, heden
en toekomst.
.
Anne vraagt de deelnemers vanuit welk perspectief ze kijken, hoe hun landkaart
er uit ziet, vanuit Lisse.
Een deelnemer antwoordt dat, als je klein bent, je perspectief je huis is, dan
je straat, daarna
het dorp en dan de streek: “Mijn geestgrond tussen Haarlem en Leiden”.
Een ander vindt Lisse “best een mooi plekkie”.
Iedereen spreekt met een zekere trots over Lisse: “Ik ben helemaal gek op Lisse”.
Deelnemers die er niet geboren zijn kozen voor het dorp omdat het een rustige,
vriendelijke
plattelandsgemeente was, met een prettige bevolking.
“Ik zou het dorp niet meer uit willen”, zegt een geboren Lisser.
De Heerenweg, van oudsher een belangrijke verkeersader, slingert zich als een
slang door het
dorp en het landschap en verbindt de dorpen met elkaar.
Lisse is door de afstand tot de dichtst bij gelegen steden niet speciaal op
Haarlem of Leiden gericht.
De zee speelt wel een belangrijke rol. Een deelnemer verklaart niet langer dan
twee weken weg
te kunnen, omdat hij de zeelucht mist, die hij waarschijnlijk via de
moederschoot heeft binnengekregen.
.
Op de vraag van Anne wat voor de deelnemers dé plek is, wordt eensgezind
Het Vierkant en de Keukenhof genoemd.
“.. en wat er weg is, zoals het oude postkantoor en het gemeentehuis, en wat
er gesloopt
gaat worden, fraaie dorpsgezichten verdwijnen”. “In het bos van de Keukenhof kun je voelen hoe het hier vroeger
was”. “Het doet je wat als je weet dat iets behouden blijft, zoals het station en
de molen”. “Het is belangrijk je ogen open te houden en om je heen te kijken”.
Iemand vond Lisse eerst een a-culturele boel, maar dat is helemaal veranderd,
mede door de bouw van de
Poelpolder. Met dit bouwkundig bijzondere project kwamen veel mensen van buiten
naar Lisse.
De jeugd uit Sassenheim en Voorhout ging uit in Lisse. Daar was de eerste
bioscoop.
Tussen groepen jeugd uit Lisse en aangrenzende gemeenten heerste rivaliteit en
vaak gingen ze met
elkaar op de vuist. Elke groep had z’n eigen kleur ‘jekkie’. De jongens uit
Lisse waren bang dat
de jongens van buiten hun meisjes inpikten. Er waren ook buurtgroepen die tegen
elkaar knokten op
het veldje met zwaarden, zwepen etc. en als het nodig was kwam politieagent
Pater ze uit elkaar halen.
Evenals in andere plaatsen was hier de scheiding tussen katholieken en
protestanten groot: “De
katholieken mochten niet door de Schoolstraat” .
. Anne vraagt welke grote veranderingen in Lisse een rol hebben gespeeld. .
Genoemd wordt de afstand tussen rijk en arm, die vroeger veel groter was.
De bollenboeren woonden in villa’s, de arbeiders in de ‘rooie buurt’.
In de vakantie werd op het land of in de schuur gewerkt: “Met overwerk was in de bollen wel 200 gulden per week te
verdienen”.
De bollencultuur is nog steeds bepalend voor Lisse als ‘centrum van de
Bollenstreek’.
40 % van de plaatselijke economie is bollen gerelateerd. Het is van oudsher een
plaats van handel
en ondernemersgeest. In moeilijke tijden was er grote vindingrijkheid om het
hoofd boven water te houden.
.
Van groot belang voor Lisse was het verzanden (afgraven van de duinen) vanaf
1600, waardoor de
bollenteelt mogelijk werd.
Nu speelt het langzaam verdwijnen van bollengrond. Gewaarschuwd wordt voor de
verrommeling van
het landschap. Het wordt gezien als een gevaar voor de streek.
Grote woningbouwprojecten doen afbreuk aan de sfeer van de streek. Gelukkig
behoudt Lisse een
grote groenstrook achter de woonkern.
Opgemerkt wordt dat, vergeleken met vroeger, wonen en werken steeds meer van
elkaar worden gescheiden.
Het centrum wordt af en toe als een lege huls ervaren:
“Toen ik een ventje was, was er veel reuring in het dorp, meer levendigheid.
Vroeger rook
je de paarden, liep je de drukkerij binnen, kon je op de boten
springen”.
Een ander rook de bollen omdat hij vlak achter de veiling woonde.
.
Ook de drooglegging van het Haarlemmermeer in 1850 bracht grote verandering.
Alle vervoer ging over het water. De baarzen uit het Haarlemmermeer werden
bereid in de Witte
Zwaan. Door de drooglegging werd alles moeilijker bereikbaar, de ringvaart
fungeerde als
afsluiting. Ook aan de veenafgravingen in Lisserbroek kwam een einde.
De komst van Schiphol is van grote invloed geweest. Als er een vliegtuig uit
Batavia landde liep het dorp uit.
.
De bebouwing van de Poelpolder is heel ingrijpend geweest voor het dorp. Er
kwam import, Lisse
richtte zich meer naar buiten. Op voorwaarde dat er 200 Leidse gezinnen werden
toegelaten, mocht
er gebouwd worden. Eind 1968 telde Lisse nog geen 10.000 inwoners, nu zijn het
er 22.000.
Het was een betere tijd voor de jeugd, iedereen kon een huis krijgen. Nu
vertrekken ze naar ‘De
Vennep’ en Lisserbroek.
.
.
De grote trots van Lisse, de Keukenhof, is dankzij de graaf van Lynden
behouden.
De burgerij mocht er niet komen, maar nu is kasteel en landgoed in handen van
een particuliere
stichting. Tot ver over de grenzen is Lisse als centrum van de Bollenstreek
bekend en dat willen
de inwoners maar wat graag weten. Volgens een deelnemer hebben veel inwoners
van Lisse een
houding van: “Kijk eens wat wij allemaal hebben” .
. .
. Verhalentafel in 'Noordwijk' op 22 oktober 2007 onder leiding van Anne van
Delft .
In de bibliotheek van 'Noordwijk' staat de boekentafel klaar. Boeken gaan over
en weer. Er is
al veel geschreven, maar het is zo leuk om te vertellen uit eigen ervaring.
Even tijd voor koffie “een bakkie doen” en dan nodigt Anne van Delft de
12 aanwezigen
uit tot vertellen en de herinneringen gaan stromen:
. Over de brug- de bocht in de 'Leydsche Treck-vaert', over de rolpaal, hoe dat ging met
trekschuiten. “Bij 'Noordwijk'erhoek is nog de rolpaal te zien voor de trekvaartboten en
lang geleden werd
hier ook de lading van de schepen overgeladen. Of het zag er grijs van de
steenkool of het rook
er naar koeienstront.”
De PHC Piet Hein Club uit de Piet Heinstraat voetbalde op straat (slop en
uitval ) maar als er
eens geen bal was dan werd het knokken met de ZMC Zoutmanstraat club een prima
tijdverdrijf: ‘die blaast’
Over de Kerkstraat, het kerkvolk bekijken, uit bovenramen hangen, wie zijn het
en wat hebben
ze aan. Over brand in de keuken, oud en nieuw vieren.
“Smezen, gluren in de duinen” “Mijn vader op de reddingsboot, daar ben ik groos op.”
. Noordwijk en bloembollenteelt horen bij elkaar. “Het moment dat alle bollen in kleur staan, het moment dat je een nieuwe
tulp hebt gekweekt.” “Vroeger waren er wel 90 bollenkwekers, nu zijn er nog maar zo’n 10 en ook
voor de
melkveehouderij geldt hetzelfde: vroeger waren er 27 melkveehouders, nu nog
maar 2. Bij
hoeve Veldzicht stonden de blaarkoppen in de wei.” “Wil je nog iets van die bloembollenteelt terug zien dan moet je eigenlijk
in het voorjaar
stiekem in de tuin van Offem kijken want daar bloeien de narcissen en andere
bolgewassen volop. Dit
is een erfenis van de bloembollententoonstelling uit 1932.” “Florahof, de vollegrondtentoonstelling. Koningin Wilhelmina kwam en we
moesten juichen.”
. Over schaatsen op de 'Leydsche Treck-vaert', meestal richting De Kaag, maar ook
richting Haarlem. Bovendien gaf
ijs op de Schie de enige mogelijkheid om op het land van de Graaf te komen. De
priesterstudenten op
het seminarie mochten niet verder gaan dan de brug anders volgde straf! Bij
Schoonzicht waren wel
heerlijke wafels te koop.
. De zee:
De zee had een sterke aantrekkingskracht: “t Zeetje vuurt, allemaal er
heen’” “Je moest wel geld voor schaatsen hebben, anders ging je liever naar het
strand.
waar je zeetje kon houwen en als je dan al natte sokken kreeg dan probeerde je
ze wel bij
grootouders droog te krijgen voordat je naar huis ging.” “ Nieuwe schoenen aan en dan zeetje houwen was helemaal vragen om problemen,
ging je eerst
door het helmgras zodat ze droog en schoon leken maar de witte kringen op de
schoenen de volgende
dag verraadden toch dat ze nat waren geweest.”
. Armoede
Een extra zakcentje werd verdiend door bramen te plukken. Vooral in 1947 was er
een grote
braamopbrengst en die werd verkocht aan de ( rijke ) Rijnsburgers of langs de
deur waar je al
gauw een kwartje voor een bordje bramen kon verdienen. Maar let wel op de
duinwachter want
anders was je je gezochte portie bramen zo kwijt.
Slingers rijgen van narcissen, gevonden op de bergen gekopte bloemen,
vervolgens verkopen aan
de eerste bollenveldenkijkers: “ om hun hals, aan hun stuur, je kon er 50
cent voor krijgen!
Dat was een vermogen, want je kocht snoep voor een halve cent.”
. Ook schelpen baggeren of bollen pellen zorgde ervoor dat er wat extra’s in
de portemonnee kwam.
Kruiden waren zo in de duinen te vinden en velen hebben herinneringen aan de
brandnetels die
gezocht werden voor brandnetelpannenkoeken of brandnetelthee tegen puistjes.
Grens, tot waar je kwam, Zeeërs en Binders, zo anders, ander geloof, andere
gezinnen.
“Als dienstmeisje kwam ik vanuit Utrecht met de familie mee naar
'Noordwijk', die zaten daar
toen nog een maand in een huis, de bewoners in het zomerhuis. Prachtig! De
boulevard en voor
het eerst de zee zien! “
Een Zeeër trouwt met haar, zij is van buiten!
“Ik kwam van over het duin. terug in 'Noordwijk'.”
De Leidsevaart is ook een grens.
. Klei, veen en zand, hoog en laag, de zandrug van Den Haag tot Haarlem,
Bij sommige huizen kun je kun je de hoogteverschillen zien.
Het is te merken dat de Rijn er heeft gestroomd. Bij opgravingen bij een heel
oude woning
waren de grondlagen goed te zien.
De verhalen vullen elkaar aan, deelnemers willen dit vaker doen!
Bloemenbadplaats 'Noordwijk': een prachtige gemeente om in te wonen!
. .
. Verhalentafel in Noordwijkerhout op 24 oktober olv A. van Delft .
Een inleidende vraag van Anne: “Hoe ziet voor u het landschap van
Noordwijkerhout eruit?” . Dorpskernen
De gemeente Noordwijkerhout bestaat uit twee delen: het dorp Noordwijkerhout en
het dorp
De Zilk.
De oude kern van het dorp Noordwijkerhout en het aangrenzende landgoed
“Leeuwenhorst” liggen op een nog niet afgegraven strandwal, waardoor
dit gebied duidelijk hoger ligt dan het omringende land.
.
Wat opvalt is de stilte in het dorp Noordwijkerhout als je de stad gewend
bent.
Het is een agrarisch en knus dorp, inwoners groeten elkaar.
Het is een dorp vol bijnamen, iedereen kent elkaar.
Het landschap is wel veranderd in de loop der jaren:
“Vroeger was er zes weken bollenpracht, daarna was er stro. Nu is er
afwisselende teelt
van andere gewassen.”
.
Het dorp De Zilk is een aparte kern binnen de gemeente en ligt 6 kilometer
verwijderd van het
dorpscentrum van Noordwijkerhout.
De Zilk is een meer gesloten buurtschap, met een eigen identiteit. De inwoners
ervan voelen
zich erg met hun dorp verbonden.
.
Psychiatrische instellingen
De vestiging van twee psychiatrische instellingen, St. Bavo in
1918 en Sancta Maria enkele jaren later, schiep ook werkgelegenheid voor veel
Noordwijkerhouters. De opkomst van deze inrichtingen heeft de eerste stoot
gegeven
tot de openlegging van de tot dan toe vrij gesloten Noordwijkerhoutse
gemeenschap.
“We waren wel gewend aan ‘eigenaardige mensen’, voor de kinderen was het
zelfs vanzelfsprekend” “Het was prachtig rond de Sancta Maria met de dauw op het gras en de
prachtige najaarskleuren.”
. Leidsevaart
“Ik ben geboren aan de 'Leydsche Treck-vaert' in een oude boerderij uit
1871.”
“Ik moest het loodgietersvak leren,ging op mijn fiets met lekke banden
om de pomp van
de 'Leydsche Treck-vaert' repareren. Bij dat werk stopten we even met praten als er een
trein langs kwam,
want de rails loopt vlak langs de vaart. Ik was toen te lang weggebleven en
mij werd gevraagd: Ben je over Sassenheim naar huis gekomen?” .
.
Vroeger waren er veel ijstochten in de koude winters. In 1956 met de prikslee
een molentocht
langs het stationsgebouw Piet Gijs.
“Bij het schaatsen op de 'Leydsche Treck-vaert' ontstonden vele liefdes.”
“met de trekschuit werd turf gehaald. Later op het jaagpad met paard en
wagen vol
zeel (touw) naar de markt.”
“We gingen met de auto naar opa en oma over de weg langs de 'Leydsche Treck-vaert'.
De weg
was zo hobbelig dat wij, vijf kinderen, voortdurend omvielen.”
. Middelen van bestaan
Door de eeuwen heen waren de belangrijkste middelen van bestaan
de landbouw, veeteelt en visserij. De Noordwijkerhouters hadden het in het
algemeen
niet royaal.
“Met dertien jaar moest ik van school: thuis helpen, in de bollen
werken,,
koeien melken. Ik wilde graag onderwijzeres worden, maar dat mocht niet:
“Je gaat niet
bij die luizenkinderen werken” .
Veel werk was er in de bollen:
“Ik houd van het knakken van de tulpen. Narcissen niet, die zijn zo
slijmerig” .
Soms werd er een duur huis gekocht en was er geen geld meer over voor beleg op
de boterham.
Dan werd het gewoon jam op brood. Vandaar de bijnaam Jambuurt (Boekhorstwijk).
.
Maar er was ook:
“de macht van het kleine” ( blad van het nationaal epilepsiefonds ):
“ Ik ging iedere maand op pad met de collectebus voor de epilepsie: twee
en een halve cent in de week!” “We hadden een boenhok bij de stal. Het water dat gebruikt was werd was
drinkwater voor de koeien.”
. Religie
Omstreeks 1300 bouwde men in Noordwijkerhout een parochiekerk, die werd
toegewijd aan
de H.H. Petrus en Paulus. Deze kerk, waarvan het huidige “Witte Kerkje”
een
restant is, is een keer afgebrand en herbouwd.
De kerk behoort thans toe aan de Nederlands Hervormde Gemeente de toren is
eigendom van de gemeente.
“het witte kerkje is nu het intieme centrum van
Noordwijkerhout” .
.
Noordwijkerhout is een overwegend katholiek dorp met openheid naar andere
geloven.
Er waren twee parochies Jozef en Victor, met ieder eigen scholen en winkels.
Maar er was ook een Ned.Herv.School met den Bijbel:
“Ik liep vanuit de boerderij aan de 'Leydsche Treck-vaert' naar school, op klompen,
met
mijn muts op en die viel in het water.”
Er was een retraitehuis van de zusters van voorzienigheid.
. Specifiek voor Noordwijkerhout:
Noordwijkerhout is een landelijk gelegen gezellige woon- en werkgemeente in
het “Hart van de Bollenstreek”. Bos, duinen, zee en strand liggen op
fietsafstand van de dorpskernen Noordwijkerhout en De Zilk.
Carnaval en de kermis, dat is specifiek Noordwijkerhout.
.
In het voorjaar trekken de kleurrijke bloembollenvelden toeristen uit
binnen- en buitenland en stromen bussen vol toeristen Noordwijkerhout binnen!
Maar ook carnaval en de kermis, dat is specifiek Noordwijkerhout!
. .
. Verhalentafel in Oegstgeest op 7 november 2007 olv Anne van Delft .
Een eerste vraag van Anne: “Hoe kijkt u naar deze streek?”
Mevrouw komt uit de omgeving van Den Haag en woont sinds kort in
Oegstgeest. Zij voelde zich snel thuis en was benieuwd naar de
verhalen over het dorp.
“Oegstgeest lijkt wel wat op Wassenaar en het is fijn om zo
dicht bij een grote stad als Leiden te wonen.”
Zij woont vlak tegenover het Oude 'Tolhuysch' en realiseerde zich
pas onlangs, door de publicaties over 350 jaar Trekvaart, dat
zij uitkijkt op die vaart!
“Mijn moeder kwam als kind met haar ouders met de trekvaart
uit Friesland. Zij liep wat krom en volgens haar kwam het van
die lange tocht op de trekschuit!”
.
Rondom Oegstgeest is het in de loop der jaren erg veranderd.
Er waren veel weilanden en de inwoners zagen letterlijk het
groen verdwijnen door de huizenbouw.
Toen er huizen gebouwd werden in de Van Assendelftstraat
gingen de ouders van mevrouw van Burg daar wonen. Haar moeder
was verpleegster in Sanatorium Endegeest en haar vader was er tuinman.
.
.
De jaren dertig, met de bijbehorende werkloosheid en armoede
gingen niet aan Oegstgeest voorbij. Maar ook in Oegstgeest
was de vindingrijkheid groot om de armoede te lijf te gaan:
“Mijn ouders zijn in de jaren dertig begonnen met de
thuisverpleging en opvang van TBR patiënten van Professor
Karp bij ons in huis. Ze zaten dus gewoon met ons aan tafel
en wij wisten gewoon niet beter. Met bijna alle mensen die
bij ons gewoond hebben is er contact gebleven.” .
Een Mevrouw woont nog steeds met veel plezier in haar ouderlijk
huis en is gehecht aan het Wilhelminapark met de mooie huizen,
het voormalige sanatorium Endegeest dat nu gemeentehuis is,
het vele groen en de oude bomen.
.
Zij weet heel veel te vertellen over het oude Oegstgeest :
“De Rode Leeuw ( nu afgebroken ) in de Dorpsstraat was
vroege gewoon een herberg aan de doorgaande weg richting
Bollenstreek”
.
Veel oudere Oegstgeestenaren vinden het vreselijk dat de
Rode Leeuw nu verdwenen is, het gebouw hoorde zo bij Oegstgeest.
Oegstgeest had vroeger wel wat bollenteelt, maar hoorde niet echt
bij de bollenstreek. Het bloemencorso van de Bollenstreek kwam ook
niet door Oegstgeest. Het bloemencorso van Rijnsburg tot een aantal
jaren geleden wel.
.
Een Mevrouw is geboren en opgegroeid in Sassenheim, maar fietste
altijd naar de school in Leiden via 'Warmond' en Oegstgeest:
“Ik heb de wijk Haaswijk en het winkelcentrum Lange Voort
stapje voor stapje gebouwd zien worden!”
.
Nu woont zij al jaren in Oegstgeest en ook voor haar is het
een bijzonder dorp met de vele oude en mooie lanen vol bochtjes
en met prachtige bomen. “Ik kwam op weg naar school door het oude dorp en ik houd van de oude
kern.”
Een Mevrouw woont pas zes jaar in Oegstgeest en is dol op de Oranjebuurt.
“Vooral de bloeiende bomen in de lente maken het dorp bijzonder.
En het beeld van die bloesemweelde heb ik in mijn hoofd zitten als
ik denk aan Oegstgeest.”
Inwoners van Oegstgeest kijken zowel richting Leiden, de stad
voor uitgaan en boodschappen, als richting de kust met het strand.
. Een vraag van Anne over de toekomst van Oegstgeest: .
Geschiedenis van een dorp is belangrijk. Door de vele publicaties
vol verhalen in het jaar van het 350 jarig bestaan van de
Haarlemmertrekvaart/ Leidsevaart kijkt men ook anders naar
de eigen omgeving.
.
.
Het maakt ook bewust dat er veel ontwikkelingen zijn in de
streek en dat niet alle ontwikkelingen positief zijn. Het is
heel belangrijk om zorgvuldig om te gaan met de planologie.
Want Oegstgeest is een mooie groene gemeente om in te wonen.
. .
. Verhalentafel in Sassenheim op 23 oktober 2007 onder leiding van Anne van
Delft .
In Sassenheim stond de koffie en de thee klaar voor de deelnemers aan de
verhalentafel.
De eerste vraag die Anne stelde was: hoe ziet de landkaart van Sassenheim en de
streek
er uit in uw hoofd? Wat is voor u het beeld dat u erbij hebt?
.
Uit het gesprek dat volgde bleek dat vele Sassenheimers vroeger georiënteerd
waren op Leiden:
“Voor kleding, uitgaan en dergelijke gingen wij naar Leiden. Dat was dé
stad!”
“We gingen altijd op de fiets, langs de Leidsevaart”.
“Het stuk van het tolhek tot de postbrug was één groot windgat!” .
.
Dit stuk is er nu niet meer. De omlegging gaat nu langs de nieuwe woonwijk (
Haaswijk ) in Oegstgeest.
“Geen weilanden meer, geen weidevogels meer, geen blaarkoppen meer.”
klinkt het weemoedig.
.
“Het was vroeger ook mogelijk om met de Blauwe Tram te gaan”
vertelde een
deelneemster die middenin het dorp is geboren en getogen:
“De Blauwe tram stopte vlak voor ons huis.” .
Soms ging men in de 50er jaren ook wel naar 'Noordwijk' ( buitenlandse
toeristen bekijken )
of naar Lisse. In Lisse was er destijds een bioscoop!
Voor de meeste deelnemers bestond de wereld uit Sassenheim en de omgeving.
“Wij hadden een melkzaak en het was heel gewoon dat de kinderen
meewerkten. De melk
werd thuisbezorgd, eerst met paard en wagen en vervolgens in de 60er jaren met
de auto.”
“Ik moest de kwitanties rondbrengen en innen in een zwarte tas. Zo
leerde je wel
mensen kennen.” .
Tot in de jaren zestig werd er met de bodedienst bezorgd:
“Vijf paar schoenen op zicht en dan met vier paar schoenen terug! ”
Eerst gebeurde dat met paard en wagen. Vlak
voor de oorlog met een T-Ford, die vervolgens weer verstopt werd voor de
Duitsers tijdens de tweede wereldoorlog. In de oorlog werden de bollenschuiten
gebruikt voor het vervoer.
Voor kinderen was er een speeltuin, een half uur lopen vanuit het dorp. Vissen
kon in de
Leidsevaart, gezwommen werd er in de Kagerplassen en de waaghalzen van vroeger
gebruikten
de dukdalven in de Ringvaart van de Haarlemmermeer om vanaf te duiken..!.
.
.
Verder was het landschap in de herinnering verweven met de bloembollen:
“Op de “Bollenzondagen” zaten we boven voor het raam in de mooie kamer
en
dan telden we de auto’s die voorbijkwamen. We schreven de nummerborden op.
Hoeveel Belgen,
hoeveel Duitsers.” .
Veel mensen werkten “op het land”. Het voorjaar met de toeristen, de
bloemenslingers
en het grote Bloemencorso waren belangrijke evenementen voor de hele
Sassenheimse bevolking.
Karakteristiek voor Sassenheim waren de grote gezinnen, het verschil tussen arm
en rijk
en de scheiding tussen Katholiek en Protestant.
.
. De tweede vraag van Anne was: de industrie.hoe ging dat en hoe is dat
nu? .
In de jaren dertig heeft ook Sassenheim te lijden onder de grote crisis, kwam
de kanteling:
“We verdienden negen gulden per week en als alles “onder dek was”
was er
geen werk meer en zaten de arbeiders thuis.”
Er waren twee keer per jaar betaaldagen,
.
De rijkdom was er niet voor de arbeiders, maar ook de rijke grote en minder
grote
bloembollenkwekers kwamen in moeilijkheden:
“Er waren teveel bloembollen, dus die werden doorgedraaid. Ik heb wel
eens
een Bollenboer in tranen naast mij op de bok zien zitten”.
.
Toch werd er geen grote armoede ervaren, omdat veel inwoners van Sassenheim
heel
vindingrijk waren met het vinden van bijverdiensten.
Er was “apegrond” ( veen ) dat afgegraven kon worden voor brandstof en
verder waren er volkstuinen.
.
.
Mede door de goede, al bestaande infrastructuur in de vorm van wegen voor het
vervoer van de bloembollen naar de havens, werd de Sikkens fabriek naar
Sassenheim
gehaald. In eerste instantie kwamen veel Groningers mee, maar gaandeweg werd
het
bedrijf een belangrijke werkgever voor de inwoners van het dorp:
“Als de sirene loeide zag je een slinger van fietsers door het dorp om
thuis te gaan eten”
Door deze industrie veranderde het dorp. Bollenbedrijven verdwenen naar
Noord Holland of naar het buitenland . Er werden huizen gebouwd, waar in
de jaren zeventig forenzen kwamen wonen, die geen echte binding hadden met
Sassenheim. De politiek veranderde. De middenstand verdween door de komst
van grote supermarkten. Geen aparte scholen meer voor katholieken en
protestanten,
maar één grote scholengemeenschap.
.
Maar het verenigingsleven in Sassenheim bloeit. Er is een
grote Vereniging Oud
Sassenheim
met 650 leden en ook de sport- en muziekverenigingen floreren.
.
De hoofdstraat is nog beeldbepalend voor Sassenheim, maar Het Park is nog
steeds
het middelpunt van het dorp!
“Waar vind je zo’n prachtig stuk natuur middenin een dorp?” . .
. Verhalentafel in Voorhout op 5 november 2007 onder leiding van Anne van
Delft .
Als inleiding vertelt Anne over het belang van het bewaren van persoonlijke
verhalen. Haar eerste vraag: “Hoe ziet voor u het landschap van Voorhout
eruit?” . Over Voorhout: Voor een aantal deelnemers was Voorhout het centrum van de wereld, want zij
zijn er geboren en getogen. Het dorp Voorhout was een hechte gemeenschap
iedereen kende iedereen. De stad Leiden was belangrijk voor de boodschappen, de
ziekenhuizen en het uitgaan.
“Op de fiets naar Leiden op een grindweg vol gaten en twee maal Tol
betalen.”
“Ook de Rijnsburgerweg was nog een grindweg”
Soms deed de bodedienst op aanvraag de boodschappen voor de inwoners en werden
de boodschappen thuisbezorgd.
Voor ander deelnemers was destijds het een grote stap om naar Voorhout te
verhuizen:
“Als iemand mij kan vertellen waar Voorhout ligt, dan wil ik wel
verhuizen..”
“Ik kwam uit Den Haag, maar ik ben mij hier erg thuis gaan voelen”
. De Trekvaart:
De trekvaart speelt een belangrijke rol in de verhalen:
“Mijn tante ging op de kajuit van de trekschuit zitten, want dat was
vijf cent goedkoper dan in de kajuit.” .
.
Er werd gevaren langs de herberg ‘De bonte Koe':
“Er voeren ook beurtschippers op de trekvaart. De trekschuit was voor
het personenvervoer en de beurtschipper verzorgde meest vrachtvervoer.”
“We leerden zwemmen in de vaart. Als je de vaart kon overzwemmen dan wŕs
je iemand!”
“je hoorde vanaf een bootje in de vaart de boeren tijdens het melken
vanonder de koeien hun ochtendgebed bidden, zo stil was het”
“werklozen uit Leiden kwamen “Poeren” ( paling peuren ). Zonder
vergunning was dat verboden.”
.
Met mooi weer is er tegenwoordig veel toerisme op de vaart:
“Het is nog steeds mogelijk om vanuit Leiden helemaal tot in Haarlem te
roeien via de trekvaart.”
. De kerk.
Het verschil tussen katholiek en protestant heeft in Voorhout lange tijd een
rol gespeeld:
“Ik had als katholieke jongen verkering met een protestants meisje. Ik
kon mijn moeder buiten horen bidden of het heel gauw over kon zijn!”
.
De katholieke kerk had een sterke invloed:
“meneer pastoor kwam samen met mijn vader naar Oegstgeest, waar ik toen
woonde, om mij te melden dat ik vanaf 1 april koster zou worden van de
Bartolomeuskerk. Het was 1960 en ik had het maar te doen. Zo gehoorzaam en
volgzaam waren wij dus toen. Ik was de achtste zoon en ik had al vaak mijn
vader, die 365 dagen per jaar beschikbaar moest zijn, geholpen met
kosteren.”
Ook het delven van de graven behoorde tot de taken van de koster van de
Katholieke kerk.
Er maakten zo’n 28 verenigingen gebruik van de ruimte in het parochiehuis aan
de overkant, ook beheerd door het kostersechtpaar:
“Ik kende God en alle mensen!”
Het oude priesterkoor van de katholieke kerk werd later gedeeld met de
protestanten:
“Er kwamen twee houten schuttingen met turf ertussen en zo werd de kerk
verdeeld in tweeën.”
Ooit sloeg de bliksem in de kerk. Een deelnemer oogstte als kind de afkeuring
van ouders met de opmerking:
“Hoe kan Onze Lieve Heer nou de bliksem in zijn eigen toren laten
slaan?” .
Eerst waren de scholen gemeenschappelijk, daarna kwam er een aparte katholieke
en protestantse school:
“Ik heb de verhuizing naar de nieuwe school meegemaakt met het Heilig
Hart beeld bovenop de kar.”
De eerste protestantse school stond ver buiten het dorp, want daar woonden de
meeste protestanten.
. Werkgelegenheid.
Veel inwoners werkten in de bollen, eigenlijk was er weinig ander werk.
“Ik was niet zo gezond, dus was het: Jij gaat naar het land. Want dat
was goed, zo in de buitenlucht.” “Ik kreeg van mijn vader een stuk land en ik begon gewoon. Eerst
contractwerk voor andere bollenkwekers, maar uiteindelijk voor mijzelf.” .
De gezinnen waren vaak groot en het was vroeger dan ook heel gewoon dat
kinderen ingeschakeld werden in het arbeidsproces:
“Als jochie van veertien boomde ik een vlet over de Leede naar
'Warmond'. Dat ik dat durfde! In 'Warmond' werd mest, riet of zand overgeladen
van een groot schip op de kleine vletten.”
“Als oudste zoon liep ik rekeningen voor mijn vader”
“Op zaterdag werkte ik in de werkplaats aan huis” .
Veel middenstanders waren er niet.
“Soms werden de beroepen gekoppeld en was iemand fotograaf čn kapper čn
marskramer, zoals mijn vader” .
De deelnemers hebben allen de verandering meegemaakt van handwerk naar
mechanisatie:
Nu zijn er nog maar een paar bollenkwekers en vier melkveehouders.
.
.
Het seminarie van het bisdom Haarlem ( de huidige KTS ) was ook lang bepalend
voor het dorp:
“Mijn grootvader was bakker op het seminarie”
“Mijn vader zei: je wordt óf witte pater óf timmerman”
“De Bisschoppelijke Nijverheidsschool was als internaat belangrijk voor
Voorhout. Er werkten veel mensen en de banketbakkersafdeling was
beroemd!”
. De grote verandering.
Het overzichtelijke dorp met de 6000 inwoners veranderde vanaf de jaren zestig
door de bouw van nieuwe wijken. De gemeente kocht veel land op voor de nieuw te
bouwen huizen.
Sommige bollenkwekers emigreerden naar Canada, anderen werden omgeschoold.
Een aantal deelnemers aan de verhalentafel kwam in die tijd in Voorhout wonen:
“Ik leerde snel veel mensen kennen en werd ook opgenomen in de
gemeenschap, maar ik moest het wel verdienen door mee te doen aan het
dorpsleven.”
“Ik heb Voorhout zien groeien en nu is Voorhout vooral wonen, veel
mensen zijn de hele dag weg en het sociale contact is minder geworden.” .
Het dorpse karakter verdween geleidelijk:
“Vroeger besliste de dokter wie er voor opname in het verzorgingshuis in
aanmerking kwam, nu is er een indicatiecommissie.” . De toekomst
Er is veel discussie geweest in de gemeentes over de toekomst van de
Bollenstreek.
De streek is welvarend geworden, vroeger was de armoede groot.
“veel jongeren willen niet meer in de bollenteelt werken.”
“de toekomst van de bollenstreek is ongewis. De bollenteelt zal minder
worden.”
“Meer woningbouw en dan de bollenteelt naar de Haarlemmermeer, waar de
grond niet geschikt is voor bollenteelt.”
Alle dorpen breiden zich uit, maar Voorhout heeft de meeste grond en zal
groeien naar zo’n 16.00 inwoners.
“Voor veel jongeren is er geen mogelijkheid om in Voorhout te blijven
wonen. Er moet niet alleen voor de dikke portemonnee gebouwd worden, maar ook
voor de starters.”
Een groot punt van zorg is het winkelbestand dat is achtergebleven bij de groei
van Voorhout.
Er werd wel eens gemopperd:
“Je kunt in Voorhout geen onderbroek kopen”.
“Iedereen gaat het dorp uit om boodschappen te doen en dat is niet goed
voor de plaatselijke economie.”
“De Herenstraat moe(s)t blijven, maar dat is door de drukte geen
winkelstraat die geschikt is voor uitbreiding”
“Grote wijken worden gebouwd zonder voorzieningen. Er had een plek
moeten komen voor een nieuw winkelcentrum” .
.
De trein is nu, naast de auto, door de komst van het station een belangrijk
vervoermiddel geworden. Men kan makkelijk in een andere plaats gaan winkelen.
En tegelijk wordt die spoorlijn ervaren als een soort breuk tussen oud en nieuw
Voorhout.
“het evenwicht is verstoord, het worden slaapwijken met alle mensen die
overdag weg zijn.”
“de buurtwinkel, de bakker en de melkman aan de deur zorgden voor
samenhang.”
.
Door de fusie met de dorpen Sassenheim en 'Warmond' tot gemeente Teylingen is
het belangrijk de eigen identiteit van Voorhout te behouden.
“De kern van Voorhout is de Herenstraat in het oude dorp”.
“er wordt wel eens gezegd: wonen doe je in Voorhout, winkelen in
Sassenheim en recreëren in 'Warmond'.”.
“Koester de kernen en word geen concurrent van elkaar”.
“De samenhang tussen de inwoners van Voorhout is wel terug te vinden in
het bloeiende verenigingsleven en dat is heel positief, ook al zijn de
verbanden wat losser dan vroeger.”
“De sportclubs hebben de rol overgenomen van de inwoners van
vroeger”.
“Ik houd van het oude dorp, maar houden de bestuurders ook nog van
Voorhout?”
. Verhalentafel in 'Warmond' op 12 november 2007 onder leiding van Anne van
Delft .
In haar inleiding geeft Anne aan dat het vanmorgen niet om dé geschiedenis
gaat, maar om de persoonlijke beleving.
.
Op de vraag: “Wat is uw stuk van de wereld” klinkt het volmondig:
“'Warmond'!!”.
De één is er komen wonen om de rust die er toen nog heerste, de ander omdat de
boot er lag en bijna iedereen voelde zich vanaf de eerste dag Warmonder:
“Het is het mooiste plekje dat ik ooit gezien heb”.
“'Warmond' zit echt in m’n bloed, ik heb er alles voor over”.
“Als je het dorp in komt rijden heb je aan beide kanten een
oprijlaan”.
.
Toch is er een verschil tussen geboren Warmonders en import, al woon je er meer
dan 60 jaar. Men zegt dat voor een échte Warmonder altijd een stoel en een glas
bier klaar staat.
.
Voor de deelnemers bestaat 'Warmond' uit het dorp, de plas, de weilanden en de
vergezichten. Naar omliggende plaatsen, zoals Leiden, ga je alleen als je iets
nodig hebt.
“Ik ben in de slootkant geboren, was altijd aan het vissen en kwam bij
de boeren op de werf”.
Een aantal woont op voormalige bollengrond:
. Het water.
'Warmond', gelegen aan de Kagerplassen, is gericht op het water, vroeger voor
het transport, tegenwoordig voornamelijk voor de recreatie.
“In de Poel heb ik leren zwemmen, voor mij is de Poel 'Warmond'”.
“ In open water zwemmen geeft je een gevoel van vrijheid”.
.
De koeien werden in het voorjaar over water van de stal naar het weiland
vervoerd en in het najaar andersom. In een vlet stonden 8 koeien kop aan kont.
De vletten werden ook gebruikt om te baggeren. De bagger werd op een hoop op
het land gebracht en later met een vork ‘doorgezet’. Als het een strenge winter
was geweest kwam je in mei nog wel eens stukken ijs tegen.
'Warmond' kent veel ‘dammen’.
Boten werden ‘over de dam’ heen getrokken, het dorp in. Met koolas uit Leiden
om onbestrate paden te verharden. Met kolen die gelost werden en met de
kruiwagen naar de kolenschuur vervoerd.
In de zomer maakte men met schoongemaakte boten uitstapjes naar Katwijk en
Artis.
Ook ging men met de paardenbrik naar het strand en naar de dierentuin in
Wassenaar.
.
Toen het Haarlemmermeer nog niet drooggelegd was liep de Dorpsstraat, bij veel
wind, vol water. De koeien stonden daarom hoog om droog te blijven. Een ander
voordeel was dat er bij het keuren letterlijk tegen ze op moest worden gekeken.
. De Trekvaart
Vroeger ging men met het veer naar Leiden, vanaf de gemeentehaven. Vracht werd
vervoerd langs het zigeunerkamp naar de Oude Vest. Ook personen konden mee. Op
een vaste tijd werd er weer terug gevaren: “Ben je er niet vrouw Hekker, dan
ben ik weg”.
Een deelnemer had een vriendje in Haarlem die in een strenge winter op de
schaats over de trekvaart van Haarlem naar 'Warmond' kwam.
. De Tol
Je moest elke keer 5 cent betalen bij de tol. Je kon ook omfietsen, door het
land over de draai.
Om de kosten wat te drukken zei een vader met een groot gezin tegen z’n
kinderen:
“Gaan jullie maar door het land, dan ga ik door het tolhek”.
. Het Spoor Warmond had vroeger een station. Dat was belangrijk voor de watersporters:
alle zeilers kwamen met de trein.
Op onderstellen van kinderwagens werden de koffers naar de jachthaven gebracht.
.
Het boerenleven speelde vroeger een grote rol:
“Ik had graag doorgeleerd, maar leren was er niet bij, ik moest thuis
komen, onder de koeien”.
“Ik had van thuis een boer moeten trouwen, maar het werd een
bollenboer”.
.
.
Er werd hard gewerkt van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.
Als de koeien gemolken moesten worden werden hond en bussen in de boot geladen
en roeide men naar de Kwakel.
Daar werd de hond voor de kar met bussen gespannen en reed men naar de bocht
waar de koeien opgehaald werden om te worden gemolken. Dat duurde 2 uur. En
toen weer terug. Om 4 uur weg en om 8 uur terug, twee maal op een dag. Thuis
werd kaas en boter gemaakt.
.
Het lage land aan de andere kant van De Leede werd de ‘overzeese gebiedsdelen’
genoemd.
De mannen hadden allerlei ‘bijbaantjes’.
“Vader had wel 35 baantjes”.
“Vader had 10 petten op”.
“Grootvader was meestertimmerman, doodgraver en koster”.
. Toekomst Warmond vergrijst, de jeugd heeft er niets meer en trekt weg.
Kinderen verhuizen noodgedwongen naar Voorhout, maar met de 'Warmond'se feesten
komen ze allemaal terug. Het is dan net een reünie. De jongere generatie denkt
ruimer.
.
De 'Warmonder' ziet uitbreidingsprojecten als de ‘gevaarlijkste dingen’.
Land wordt opgekocht door mensen met geld. Als je ziet wat er gaat gebeuren met
de speelweide: “Tranen schieten je in de ogen”.
De gemeente Teylingen heeft 'Warmond' als recreatiedorp aangewezen.
De 'Warmonders' willen zo min mogelijk uitbreiding.
“Wees voorzichtig met plannen van de projectontwikkelaars”.
. Met vriendelijk dank voor het ter beschikking stellen van de zeven
'verhalentafels van Anne van Delft' aan:
Lyanne de Visser
Bibliotheek Bollenstreek
vestiging Oegstgeest
Lange Voort 2 T
postbus 89
2340 AB Oegstgeest
tel: 071 5150587