De Geschiedenis van Vogelenzang
.
Lodewijk Napoleon Bonaparte en Willem Philip Barnaart
.
Louis Napoléon Buonaparte werd op 2 september 1778 te Ajaccio, Corsica geboren, als zoon van Carlo Maria Buonaparte en Maria Laetitia Ramolino. Na de dood van zijn vader in 1785 werd hij opgevoed door zijn oudere broer Napoléon. Hij studeerde aan de Franse militaire school te Châlons-sur-Marne. In 1789 brak de Franse revolutie uit. Evenals zijn broer Napoleon nam hij deel aan de Franse bezetting van Italië (1796-97) en Egypte (1798-99). In 1799 werd zijn broer Napoleon Consul en in 1804 keizer der Fransen. Louis Napoleon werd Prins van Frankrijk en divisie-generaal. In 1806 volgde zijn benoeming tot Koning van Holland. Hij werd voortaan Lodewijk Napoleon genoemd.
.
Willem Philip Barnaart werd op 28 november 1781 te Haarlem geboren, als
enige nakomeling van Mr Willem Philip Barnaart en Cornelia Reessen. Zijn
vader was zeven maanden voor zijn geboorte gestorven. Zijn moeder
hertrouwde in 1784 met Jan Willem Druyvesteyn.. Willem Philip bezat
diverse huizen in Haarlem, het landgoed “Het Klooster” in Schoten en de
hofstede “Het huis ter Spijt” te Haarlem. In 1795 viel het Franse leger
Nederland binnen en werd de Bataafse Republiek gesticht. In 1804 liet
Willem Philip Barnaart aan de Nieuwe Gracht nummer 7 in Haarlem door
de Amsterdamse stadsbouwmeester Abraham van der Hart een nieuw huis
bouwen in neo-classicistische stijl. Zijn halfzusje Anna Cornelia Druyvestein, toen twee jaar, legde de eerste steen.
.
Koning Lodewijk Napoleon bracht in april 1807 verscheidene bezoeken
aan deze woning en logeerde er ook. Lodewijk Napoleon was gehuwd met Hortense de Beauharnais, de stiefdochter van zijn broer Napoleon. Na zijn beëdiging als koning in 1806 woonden zij met hun twee zoontjes eerst op Huis ten Bosch in Den Haag. Hun oudste zoontje overleed daar in 1807. De echtelieden groeiden uit elkaar. Toen In 1808 hun derde zoontje Charles Louis Napoleon werd geboren, leefde het echtpaar al apart. Lodewijk Napoleon verhuisde naar Utrecht en had het buiten Amelisweerd. In 1808 werd het Stadhuis op de Dam in Amsterdam de residentie met als buitenverblijf het huis Welgelegen, dat vanaf die tijd Koninklijk Paviljoen genoemd werd. Hij richtte in Amsterdam de Koninklijke Bibliotheek en het Koninklijke Museum op. Gedurende zijn koningschap behartigde hij de belangen van de Nederlanders, soms tegen de instructies van zijn broer, de Keizer, in. Op 1 juli 1810 doet Lodewijk Napoleon onder grote druk afstand van de troon. In naam was zijn zoontje Napoleon Louis tot aan de inlijving bij Frankrijk nog 7 dagen zijn opvolger, dus de tweede koning van Holland. Lodewijk Napoleon vestigde zich onder de naam Graaf van Saint-Leu eerst in de Bohemen en later in Italië en is – ondanks aandringen van zijn broer – niet meer teruggegaan naar Frankrijk. Hij bleef altijd interesse in Nederland houden en publiceerde in 1820 het boek Documents historiques et réflections sur le gouvernement de la Hollande.
.
Willem Philip Barnaart was gehuwd met Elisabeth Cornelia Hillegonda Teding van Berkhout (overleden 1814), en na haar overlijden met haar achternicht, Maria Cornelia Susanna Teding van Berkhout. In 1807 kocht hij in Vogelenzang het landgoed Huis te Vogelenzang en het bijbehorende Huis Teylingerbosch. In 1808 werd hij opgenomen in de vroedschap van Haarlem en in 1811 werd hij maîre (burgemeester) van Haarlem. Na de val van Napoleon in 1813 legde hij deze functie neer, van 1816 tot 1824 zat hij weer in de Raad van Haarlem. Hij was lid van de Provinciale Staten van Holland van 1814 tot 1840 en van Gedeputeerde Staten van 1819 tot 1845. Daarnaast had hij nog vele andere functies en verkreeg hij de titels Heer van Bergen, Heer van Zandvoort en de jonkheerstitel. In 1824 maakte hij deel uit van de Commissie tot aanleg en bestrating van de Straatweg naar Zandvoort door Aerdenhout en de stichting van een badhuis te Zandvoort. In 1829 schonk hij de Gemeente Bloemendaal grond aan de Vogelenzangseweg ten behoeve van de bouw van een nieuwe Gemeenteschool met schoolwoning. Hij ijverde voor de bouw van een brug over de 'Leydsche Treck-vaert' in Bennebroek ter vervanging van het overzetveer, die in 1832 werd gerealiseerd. De naam “Centenbrug” herinnert nog altijd aan de cent tol, die men moest betalen.
.
Lodewijk Napoleon stierf op 25 juli 1846 in Livorno en werd bijgezet in de Kerk te Saint Leu de la Forêt. Ook het lichaam van zijn zoon Napoléon Louis, de tweede koning van Holland, overleden 17 maart 1831, werd daar bijgezet.
.
Zijn derde zoon Charles-Louis-Napoléon werd onder de naam Napoléon III, keizer der Fransen van 1852 tot 1870
.
Jonkheer Willem Philip Barnaart stierf in Vogelenzang op 11 februari 1851 en werd bijgezet in de familiegrafkelder op de begraafplaats aan de Kleverlaan te Haarlem. Daar zijn ook zijn zeven van zijn zonen bijgezet. De familie Barnaart is sinds 1807 verbonden met het dorp Vogelenzang.
.
In het Historische Museum Haarlem, Groot Heiligland 47, is tot 24 september 2006 te zien de tentoonstelling “Een koning in Haarlem, een stad in de Franse tijd 1795-1813”
U ziet hier ook een portret van Jhr Willem Philip Barnaart en afbeeldingen van het huis “Barnaart” te Haarlem. (di t/m za 12.00 tot 17.00 uur, zo 13.00 tot 17.00 uur)
.
In Atlas van Stolk te Rotterdam is tot 24 september 2006 te zien de tentoonstelling “Lodewijk Napoleon en de Leidse buskruitramp” (Informatie tel 010-2176767)
.
In Paleis het Loo is van 14 oktober 2006 t/m 21 januari 2007 te zien de tentoonstelling “Aan het hof van onze eerste koning, 1806-1810” (informatie www.paleishetloo.nl)
.
In de bibliotheek van Vogelenzang vindt u mijn multobandje met portretten van beide heren.
.
INA MOSTERT-STAM, GRAVIN ADAHOF 2, TEL. 5849204.
. HET DORP VOGELENZANG IN 1840
Een klein dorp, fraai gelegen aan de rand van bos en duin, op
de grens met de Provincie Zuid-Holland.
Het dorp met het gebied van het voormalige ambacht van dien
naam, is 1185 bunder groot.
Rondom het dorp liggen enkele fraaie, eeuwenoude landgoederen,
waaronder het landgoed "Huize Vogelenzang", eens door Graaf
Floris V, als jachthuis gesticht.
Aan de Oostzijde van het dorp ligt de 'Leydsche Treck-vaert', sinds 1657
de verbindingsweg te water, zowel naar Haarlem als naar Leiden.
Hier vaart nog steeds de trekschuit, getrokken door een jaagpaard
en heeft bij het dorp bij de herberg "De witte hond" ,
even ten zuiden van de dorpskern gelegen, haar stopplaats. Hier
wordt van paard gewisseld en ondertussen kunnen de reizigers de
benen strekken of zich laven in de herberg.
Deze trekschuitverbinding zal wel haar langste tijd van leven
gehad hebben, want de ontwikkeling van het verkeer te land, met
de opkomst van de stoomtrein, gaat ook hier niet ongemerkt
voorbij. .
Langs de 'Leydsche Treck-vaert' wordt namelijk al hard gewerkt aan de
aanleg van en spoorlijn. Voor de aanvoer van. zand en ander
materiaal ligt hier al en hulplijn en an het eind van de
Bekslaan, bij de 'Leydsche Treck-vaert', is en stationsgebouw geprojecteerd.
Dit wordt en houten gebouw, waarin het kantoor en de
wachtkamer zullen worden ondergebracht, met daarnaast en
woning voor het personeel, Over en paar jaar, in 1842, hoopt
men klaar te komen en dan wordt de lijn Amsterdam-Haarlem
doorgetrokken via Vogelenzang naar Veenenburg onder Hillegom en
vandaar met der tijd naar Leiden.
.
In de 'Leydsche Treck-vaert' wordt circa 500 meter ten zuiden van het
geplande stationsgebouw reeds gewerkt an de bouw van en
spoorbrug over deze vaart. Naast een vast bruggedeelte komt er
ook een draaibaar gedeelte, dat dan kan worden opengedraaid om
de trekschuit of andere schepen door te kunnen laten.
In 1840 telt het dorp Vogelenzang 58 huizen, 19 boerderijen en
3 landhuizen.
.
Aantal inwoners is 440, overwegend van Katholieke huize.
In de dorpskern wonen circa 140 inwoners in 40 woningen, en
paar winkels, café en enkele boerderijen, kerk en pastorie.
Buiten de R.K. Kerk staan er geen grote gebouwen. Deze kern is
gebouwd op de rand van een strandwal en deze loopt in de richting
Zuid-Noord. Langs de rand hiervan loopt de voornaamste weg,
eveneens in de richting Zuid-Noord. Het is en smalle zandweg,
erg bochtig vanwege de vorm van de strandwal. Op het kruispunt,
in de dorpskern, met de Kerkweg is en pleintje. Midden op dit
pleintje staat de hardstenen waterpomp van ca. 2 1/2 mtr.
hoogte, met ernaast een pomp van kleinere afmeting. Verder
staan er rond dit pleintje, en winkel, en café en boerderij.
Op de Kerkweg staat het stenen kerkgebouw met op het dak
en klein houten torentje, waarin de klok hangt. De pastoor
woont naast de kerk in een oude boerderij, die voorheen een schuilkerk was.
Naast deze kern zijn er nog enkele andere kernen of gehuchten,
zoals bij de Bartenbrug over de 'Leydsche Treck-vaert', waar de weg zich
splitst naar de Zilk en over de brug naar Hillegom. Hier staan
enkele woningen en op Hillegoms gebied en boerderij langs het
water. Ook bij de herberg "De witte hond" even ten zuiden van
de dorpskern staan enkele woningen, een wagenmakerij en spoedig
komt hier nog en smederij bij.
.
De boerderijen liggen meest buiten het dorp en de zgn. duinboerderijen
vinden we langs de duinrand en zelfs in het duingebied.
Sinds 1806 zijn verscheidene boerderijen bij het landgoed "Het
Huis Vogelenzang" gekomen. De eigenaar van dit landgoed de
familie Barnaart kocht deze boerderijen op. Jonkheer Ph. W.
Barnaart, burgemeester van de stad Haarlem, tevens fabrikant
van garen en band, bezat reeds het hele duingebied, gelegen
tussen Zandvoort en 'Noordwijk'.
Naast dit landgoed zijn er nog de oude landgoederen: Teilingerbosch,
Kuilenburg, Woestduin, Leiduin en een gedeelte van het
landgoed Groesbeek, dat grotendeels op Heemsteeds grondgebied
ligt.
.
De bevolking leeft sterk geïsoleerd, heeft daardoor weinig
contact met de omliggende dorpen Bennebroek, Hillegom en de
Zilk. Alleen 's Zondags is er veel drukte op de wegen naar het
dorp. De kerkgangers, uit de omliggende dorpen gaan naar hun
parochiekerk, de Vogelenzangse kerk.
Sinds 1820 bezit de kerk van Vogelenzang en eigen begraafplaats
, midden in de oude dorpskern gelegen. Het ongerief van
de lange weg naar de Alg. Begraafplaats in Overveen is verleden
tijd. Hierdoor wordt veel ellende bespaard, echter nog niet
voor de niet-Katholieke inwoners, die nog steeds voor hun
begrafenissen naar Overveen moeten.
De begraafplaats in het dorp is de eerste, uitsluitend voor
Katholieken bestemde begraafplaats in de wijde omgeving en vele
Katholieken uit Haarlem en omliggende plaatsen zijn hier dan
ook begraven.
.
Sinds 1796 bezit het dorp een eigen school, waar sinds 1807
meester Schijvenaar onderricht geeft an circa 40 leerlingen.
Vóór 1796 moesten de kinderen helemaal naar Overveen naar
school en dat gaf vaak problemen, denk maar aan de slechte
wegen in de winter en bij veel regenval.
Dit schoolgebouw ligt buiten de kom van het dorp op grond door
de familie Barnaart voor dit doel beschikbaar gesteld. Het
bestaat uit en onderwijzerswoning en twee leslokalen.
.
De levensomstandigheden van de dorpsbevolking zijn niet rooskleurig.
Er bestaat veel armoede, want behalve op de boerderijen
en op de landgoederen is er weinig vast werk te vinden.
Los werk is er in de houtbouw, in de aardappelen en in de
bloembollencultuur. 80% van de bevolking moet met een karig
loontje zien rond te komen. Armoede en hygiëne gaan vaak niet
samen, zo ook hier zijn daardoor de hygiënische toestanden zeer
slecht.
.
Het huisvuil bijvoorbeeld kan men storten op en gemeenschappelijke
belt doch voor de meeste inwoners is dit ofwel te ver
weg of teveel moeite en daardoor komt er veel van dit huisvuil
op en eigen mesthoop terecht. Ernstige ziekten, zoals cholera
komen nogal eens voor en dan sterven er velen. Hieronder vaak
vaders van grote gezinnen, waardoor deze inog groter armoede
vallen. Ook sterven er veel kinderen aan ziekten zoals mazelen,
diarrhee en k inde r pokken. Medische hulp is in het dorp niet
direct aanwezig, men is aangewezen op de dokter in Bennebroek.
Deze werkt veel samen met de Zandvoortse dokter.En sinds 1834
bestaat er en contract van deze beide doktoren met dokter
Richelle uit Heemstede. Deze levert dan geneesmiddelen voor
redelijke prijzen.
.
De armoede bestrijden in deze jaren is een moeilijke opgaaf.
Van gemeente wege is niets te verwachten, want die verwijst de
mensen naar de kerken, doch deze kunnen weinig doen, want hen
ontbreekt het aan de hiervoor nodige financiële middelen. De
kerk zorgt wel voor de begrafenis van en arme stakker, verder
kan de hulp niet gaan. Als er bij een sterfgeval wezen achterblijven,
dan zorgt de pastoor wel voor pleeggezinnen onder
zijn parochianen. Er bestaat ook een soort burenhulp. Weduwen
en andere vrouwen, dien extra centje heel goed kunnen gebruiken,
gaan uit werken bij andere families of bij de families
op de landgoederen voor een kwartje per dag.
.
Wat betreft de deelname aan het bestuur der gemeente, daarvoor
zorgen de 72 kiesgerechtigden (grondbezitters) die gezamenlijk
recht hebben én man te benoemen in de gemeenteraad. Momenteel|
is dat de heer Verdegaal, een vooraanstaande boer uit het dorp.
Van het "gezag" valt weinig te bespeuren in het dorp. De officiële
bekendmakingen verschijnen op en publicatiebord, dat
zich bevindt op de Kerkweg. Iedereen die naar de kerk gaat
komt hier voorbij en kan zo op de hoogte blijven. De eigenlijke
burgemeester van het dorp is de pastoor. Met het Kerkbestuur,
dat bestaat uit vooraanstaande boeren, leidt hij de Katholieke
gemeenschap, dus het grootste gedeelte van de bevolking en
pastoors woord is in deze tijd nog steeds voor hen "wet".
Pastoor Coppens is en intellectueel en hij komt regelmatig op
bezoek bij Prof David van Lennep, bewoner van het Huis Manpad
te Heemstede. Hier is hij en geziene gast en hier ok ontmoet
hij de Heemsteedse dominee N ie. Beets. Samen leggen zij een
kaartje. Deze omgang van een Katholiek priester met een protestantse
geestelijke is menigeen een doorn in het oog, ook de
kerkelijke overheid maakt tegen deze omgang bezwaar, wil hem
overplaatsen, doch de tegenstand van de Vogelenzangers verhindert
dit.
Uit de kasboeken van de kerk blijkt, dat er in die tijd nog
vele personen betrokken zijn bij de kerkdiensten, zoals en
kosteres, een stovenzetster, een orgeltrapper, een organist en
een nachtwaker.
In vele boeken van het kerkarchief staan namen van families,
welke nog in het dorp aanwezig zijn, zoals v. d. Putten, v. d.
Hulst, Langeveld, Hulsebosch, van Berkel, Heiland, Smit, Sonneveld,
v,d. Velden, Heemskerk, v, Saase, Weyers, Verdegaal,
Warmendam, v.Galen, Mense, Sprokkelenburg, Teeuwen, Bezu, Kroon
en nog vele anderen.
.
Uit de beroepen van deze mensen, blijkt het agrarisch karakter
van dit dorp. Naast en schaapherder vinden we 15 landbouwersmet 27 boerenknechten,
vier jagers in het duingebied, tuinlieden
en tuinknechten en ambachtelijke beroepen zoals smid,
wagenmaker, broodbakker, schoenmaker en timmerman.
In het begrafenisboek staat in het Latijn vaak bijgeschreven
waaraan de overledene is gestorven of wat voor soort mens hij
was. Er staat dan: een gelovig mens - heeft een beenbreuk
gehad, of onwettig kind met vermelding van de naam van de
moeder of de opmerking: direct na de geboorte gestorven...
In het dorp zijn in 1840 15 mensen gestorven, waarvan 1 kinderen.
Dat dit geen uitzondering is, leren ons de cijfers van
1841 en 1842. In deze jaren is het getal der kinderbegrafenissen
even hoog.
Bij de berekening van de kosten van de begrafenis wordt onderscheid
gemaakt tussen een bejaard persoon en een persoon onder de
10 drie jaar. Voorts valt op de berekening van extra kosten bij
"besloten waterverhoging" ad 50 cent.
Voor het begraven van overledenen buiten het dorp afkomstig, rekent
men hogere tarieven, voor een bejaard overledene zelfs zes gulden
acte vastgelegd door de Overveense notaris Jan ter Hofsteede en
wel op 21 Mei 1848. Ook de burgemeester heeft zijn goedkeuring
an deze tarieven gegeven.
.
"Gezigt naar de RC Kerk in de Vogelenzang" .
Uit "Gezigten in de
omstreken van Haarlem" van P.J. Lutgers.
Eenmaal per jaar en wel in de maand Oktober - de derde Zondag
in die maand - is er kermis op het Dorpsplein, Waarom in Oktober?
Wel, dan is al het oogstwerk verricht, zowel op de
boerderij als op de bloembollenbedrijven, de fruitoogst is
binnengehaald, en dagje feestvieren kan er dan wel af.
.
Omdat op Zondag iedereen, niet alleen uit het dorp, doch ook
uit de wijde omgeving hier naar de kerk komt, is dit de geschiktste
dag voor de kermis. De boeren blijven wel in het café
hangen en de vrouwen met de kinderen kunnen hun plezier beleven
bij de koekkraam, palingkraam, draaiorgel en draaimolen.
Door landeigenaars als de heer Barnaart, de heer v. Lennep van
het Manpad en de heren van Eys en Koenen uit Aerdenhout is erg
veel gedaan voor de ontwikkeling van de landbouw in deze
streek. Dat dit resultaat heeft opgeleverd, blijkt uit de
verkregen medaille van de Maatschappij tot bevordering van de
Landbouw door de bouwman G. Buys uit Vogelenzang, voor zijn teelt van wouw,
een product waaruit olie gewonnen wordt.
Voorts hebben deze heren succes met hun initiatieven op het
gebied van de schapenhouderij in de duinen en de aanplant van
bomen in het kale duingebied, waardoor de verstuiving wordt
tegengegaan.
.
Omstreeks 1840 krijgen de heren Prof David Jacob van Lennep en
zijn zoon Jacob van Lennep het idee om het overtollige duinwater,
dat nu nutteloos wegstroomt voor betere doeleinden,zoals drinkwater te benutten.
Hiervoor bestuderen zij de waterwinplaatsen
in Engeland en zij vatten het plan op om ok hier
met waterwinning te beginnen. Zij laten engelse ingenieurs
overkomen die op het Huis te Vogelenzang verblijven en met hen
verdiepen ze zich verder in de plannen. Zij ontmoeten veelkritiek en spot,
doch zij laten zich hierdoor niet uit het veld
slaan en tezamen met deze engelse ingenieurs verwezenlijken zij
hun plannen. De Oranjekom wordt gegraven met en pompgebouw en
er komen plannen voor waterleidingen naar Amsterdam.
Op 11 Nov. 1851 is het zover, de kroonprins kan de eerste spade
in de grond van Marienduin steken voor de geplande Oranjekom.
Prof D.v.Lennep wordt de eerste voorzitter van de Amsterdamse
Duinwaterleidingmaatschappij.
Dit Marienduin is evenals het landgoed Leiduin eigendom van
Prof D, v. Lennep. Hij woont niet op deze landgoederen doch op
het Huis Manpad in Heemstede.
.
Het landhuis op Leiduin is door de laatste eigenaar, de sloper
Geenhuizen reeds gesloopt. Van hem koopt Prof v. Lennep dit
landgoed in 1808. Deze Prof v. Lennep is en verwoed vinkenjager
en hij pacht vele jaren de vinkenbaan in Leiduin van v.
Geenhuizen. Hij is zo'n verwoed vinker, dat zelfs de colleges
van hem op de Amsterdamse universiteit hiervoor worden stopgezet
in de trekperiode van de vinken.
Een gedeelte van het landgoed Leiduin behoort an de weduwe van
Silvius van Lennep, schoonzuster van David van Lennep. De
Koekoeksduinen en het Vinkenduin behoren nog niet tot het
landgoed Leiduin.
Het landgoed Woestduin behoort deels aan de fam. v. Lennep en
deels aan de fam. Barnaart. De grenspalen waarop de initialen
B/vL staan, herinneren an het bezit door deze beide eigenaren.
.
L.J. van Emmerik.
|